AllInfo

Hoe deze nu gepensioneerde wetenschapper NASA enorm hielp

Ruim vijftig jaar werkte hij voor NASA, maar nu heeft William Borucki de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie verlaten. Vanaf dit weekend mag hij genieten van zijn pensioen. En niet onterecht, want de wetenschapper laat een vracht aan waardevolle kennis achter.

Waarschijnlijk zal de naam Borucki niet bij iedereen belletjes doen rinkelen. Toch is de kans groot dat zijn werk wél bij de meesten bekend zal zijn. Borucki was tijdens zijn carrière bij de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie namelijk een van de drijvende krachten achter het Kepler-project. Dankzij dat project vond NASA de afgelopen jaren liefst duizend exoplaneten. Dat zijn planeten die draaien om andere sterren dan onze zon.

Na het afronden van zijn masteropleiding Natuurkunde kwam Borucki in 1962 bij NASA terecht. Daar hield hij zich jaren bezig met het ontwikkelen van de hitteschilden voor het Apollo-programma, dat was bedoeld om de eerste mens op de maan te zetten. De schilden moesten ervoor zorgen dat de astronauten veilig terug konden naar huis zonder op te gaan in de atmosfeer.

Na het werk aan de Apollo-hitteschilden begon Borucki aan zijn studie meteorologie. Hierin behaalde hij zijn mastergraad uiteindelijk in 1982. In datzelfde jaar begon hij zich vast te bijten in het ontstaan van onweer. Hij onderzocht door middel van de data van satellieten hoe het onweer op onze planeet en die op andere planeten was, waaronder Jupiter, Venus en Saturnusmaan Titan. Hiervoor ontwikkelde hij diverse modellen.

Langzaamaan ging de aandacht van de wetenschapper uit naar andere planeten. Hij begon zich bij NASA bezig te houden met de zogenoemde Transit Method. Die houdt in dat wetenschappers sterren observeren om te zien of er planeten voorbij razen. Borucki werd gespecialiseerd in de methode en kwam later met een manier waarmee ruimtetelescopen op soortgelijke wijze op zoek konden naar zogeheten exoplaneten.

De onderzoeker wilde dat telescopen in de ruimte op zoek gingen naar de planeten, maar de eerste twee proposals hiervoor werden door de NASA afgekeurd. De eerste keer, in 1992, zou de techniek nog niet geschikt zijn. Twee jaar later bleek dat het project te veel geld zou kosten.

Gelukkig voor Borucki en zijn team werd er in 1995 de eerste exoplaneet bij een soortgelijke ster als de onze gevonden. Dit bewees de werking van de toenmalige detectiemethode. Daarom volgde er in 1996 opnieuw een onderzoeksvoorstel, maar dat werd opnieuw verworpen. De techniek zou nog niet in staat zijn om duizenden sterren tegelijkertijd te observeren en te meten.

Hier liet Borucki het niet bij zitten. Samen met andere onderzoekers bouwde hij een observatorium op Mount Hamilton, ten oosten van het Californische San Jose. Met een speciale telescoop, de Vulcan, toonde hij aan dat het wel degelijk mogelijk was om duizenden sterren gelijktijdig te observeren. Uiteindelijk werd zijn plan om exoplaneten te bestuderen in 2000 aanvaard.

Het werk resulteerde in de Kepler-satelliet, die pas in 2009 werd gelanceerd door financiële strubbelingen. Dankzij het ruimtevaartuig zijn tot dusver ruim duizend exoplaneten gevonden rond andere sterren. Begin dit jaar vonden wetenschappers dankzij Kepler nog een 11,2 miljard jaar oud planetenstelsel met uiteindelijk vijf exoplaneten. Het gaat om het oudste planetenstelsel van het melkwegstelsel dat we tot nu toe kennen.

Borucki mag vanaf zaterdag na 53 jaar in dienst te zijn geweest van NASA van zijn pensioen genieten. Velen prijzen hem om zijn leiderschap, zijn visie en zijn onderzoek. Een astronaut zegt: “Hij gaat weg met zo’n hoge waardering dat niet alleen zijn nalatenschap zal worden gevierd, maar ook zijn werk zal worden herinnerd als het begin van een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de wetenschap en de menselijke verbeelding.”

Exit mobile version